
Jurisprudentie
BB1234
Datum uitspraak2007-07-31
Datum gepubliceerd2007-08-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/3370 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-08-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/3370 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
WAO-schatting.
Uitspraak
05/3370 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 april 2005, 04/791 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 31 juli 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E. Wolter, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2007. Appellante is verschenen bij gemachtigde mr. Wolter. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.H.A.H. Smithuijsen.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 25 april 2003 heeft het Uwv de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 18 juni 2003 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van appellantes arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% was.
Mr. Wolter heeft namens appellante tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 16 maart 2004, verder: het bestreden besluit, heeft het Uwv dit bezwaar gegrond verklaard en besloten de uitkering ingevolge de WAO met ingang van
11 februari 2004 te beëindigen.
In het bestreden besluit wordt onder meer het volgende overwogen:
"De bezwaarverzekeringsarts heeft de medische grondslag van het besluit d.d.
25 april 2003 heroverwogen. Zij heeft haar bevindingen neergelegd in haar rapportage van 20 oktober 2003, welke rapportage integraal onderdeel uitmaakt van dit besluit.
De bezwaarverzekeringsarts heeft als conclusie in haar rapportage aangegeven dat er medische argumenten zijn om af te wijken van het primaire medische oordeel.
De bezwaararbeidsdeskundige heeft de arbeidskundige grondslag van het besluit heroverwogen. Hij heeft vastgesteld dat u op grond van de door de bezwaarverzekeringsarts gestelde belastbaarheid geschikt wordt geacht voor de functies in gangbare arbeid. Voor verdere motivering verwijzen wij naar de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van 28 november 2003, welk integraal deel uitmaakt van dit besluit.
Op 17 december 2003 hebben wij u de geduide functies aangezegd. Tijdens de op
16 februari 2004 gehouden hoorzitting heeft u uw bezwaren ten aanzien geduide functies toegelicht. Gelet hierop hebben wij uw dossier ter beoordeling voorgelegd aan de bezwaararbeidsdeskundige. Hij heeft zijn bevindingen neergelegd in zijn aanvullende rapportage van 26 februari 2004, welke rapportage integraal onderdeel uitmaakt van dit besluit. Op grond van uw gewijzigde belastbaarheid wordt u nog steeds geschikt geacht voor een aantal functies vanuit de primaire beoordeling. De voor de drie schatting gebruikte functie worden passend geacht, zodat de schatting in stand kan blijven.
Beslissing:
Gelet op het voorgaande, is uw bezwaar tegen het besluit d.d. 25 april 2003 gegrond. Uw WAO-uitkering wordt per 11 februari 2004 beëindigd, omdat u mate van arbeidsongeschiktheid per die datum is vastgesteld op < 15%."
De rechtbank heeft zich blijkens de aangevallen uitspraak met de door de bezwaarverzekeringsarts bijgestelde belastbaarheid van appellante kunnen verenigen. Ook de functies die aan de schatting ten grondslag liggen acht de rechtbank in medisch opzicht voor appellante geschikt. Het namens appellante gedaan beroep op haar gebrek aan taalvaardigheid is door de rechtbank met verwijzing naar het in de bezwaarprocedure uitgebrachte rapport van 26 februari 2004 van de bezwaararbeidsdeskundige R.F. Meere verworpen.
In hoger beroep heeft appellante haar grieven goeddeels herhaald. Medische gegevens die steun zouden kunnen bieden aan die grieven zijn niet overgelegd.
Ter zitting van de Raad heeft mr. Wolter gesteld dat de arts, die op 23 januari 2003 het medisch onderzoek heeft verricht dat aan het besluit van 25 april 2003 ten grondslag heeft gelegen, het daarvan opgemaakte rapport heeft ondertekend met "Dr. C.M.B. Duwel, arts". Mr. Wolter heeft daarom de vraag opgeworpen of deze arts wel een geregistreerd verzekeringsarts is, nu betrokkene zijn rapport niet met die titel heeft ondertekend.
Mr. Smithuijsen heeft desgevraagd ter zitting verklaard niet te weten of de arts Duwel ook een geregistreerd verzekeringsarts is.
Het gaat in dit geding om de beantwoording van de vraag of het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
De Raad zal daartoe eerst de door mr. Wolter ter zitting opgeworpen grief met betrekking tot het medisch onderzoek beoordelen.
De Raad overweegt dat ambtshalve raadpleging van het openbare BIG-register via Internet laat zien dat C.M.B. Duwel daarin in de beroepsgroep "artsen" met specialisme "arbeid en gezondheid - verzekeringsgeneeskunde" voorkomt. Via Internet kan in het openbare BIG-register niet op de datum van inschrijving met dat specialisme worden gezocht, zodat hiermee niet vaststaat dat de betrokkene ook op de datum van zijn onderzoek met genoemd specialisme was ingeschreven.
Echter de Raad kan en zal in het midden laten of de arts C.M.B. Duwel ten tijde van zijn onderzoek een geregistreerd verzekeringsarts was. Indien dit niet het geval zou zijn, dan is er, zoals blijkt uit, onder meer, de uitspraken van de Raad van 18 juli 2007, LJN: BA9904, BA9908 en BA9910, sprake van onzorgvuldig medisch onderzoek maar een dergelijk gebrek in de primaire besluitvorming kan in de bezwaarfase worden hersteld.
Naar het oordeel van de Raad is in het onderhavige geval dat gebrek, indien al aanwezig, hersteld met het onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts A.J.C. Wever.
Deze bezwaarverzekeringsarts heeft appellante tijdens de hoorzitting van 8 augustus 2003 gezien en vragen gesteld aan appellante over haar medische toestand en haar dagindeling. Vervolgens heeft zij wederom (de arts Duwel had dit ook al gedaan bij de huisarts) inlichtingen ingewonnen bij de huisarts en de longarts en daarna een uitvoerig rapport van 20 oktober 2003 opgesteld waarin zij na weging van alle gegevens de belastbaarheid van appellante heeft aangescherpt met name ook wat betreft de psychische beperkingen.
Verwijzend naar hetgeen mr. Wolter ter zitting van de Raad heeft opgemerkt over het karakter van de aanwezigheid van een bezwaarverzekeringsarts bij de hoorzitting, wil de Raad niet onvermeld laten dat de observaties door de bezwaarverzekeringsarts van het lichamelijk en psychisch functioneren van appellante tijdens de hoorzitting bezwaarlijk als oriënterend lichamelijk en psychisch onderzoek in de eigenlijke zin van het woord kunnen worden aangeduid, maar de Raad verbindt hieraan in dit geval geen gevolgen.
De Raad is daarom van oordeel dat de vastgestelde belastbaarheid van appellante op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De Raad heeft in hetgeen in hoger beroep is aangevoerd noch overigens aanleiding gevonden om die vastgestelde belastbaarheid inhoudelijk niet juist te achten.
Voorts kan de Raad zich geheel verenigen met het oordeel van de rechtbank over de geschiktheid van de functies in medisch opzicht.
De in hoger beroep herhaalde grief met betrekking tot appellantes taalvaardigheid acht de Raad, evenals de rechtbank, voldoende weerlegd door het hiervoor vermelde rapport van de bezwaararbeidsdeskundige Meere.
Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door K.J.S. Spaas in tegenwoordigheid van J.W. Engelhart als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2007.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) J.W. Engelhart.
JL